Ervaringen van Bjarne Burwinkel

Ik ben sinds september 2019 op Soemba. Soemba is een klein eiland in de Indische Oceaan en het hoort bij Indonesië. Het bekendere eiland Bali ligt op slechts een uur vliegen afstand. Meer dan een jaar geleden besloot ik om een jaar lang sociaal vrijwilligerswerk te doen bij de RVM (Redemptorist Volunteer Ministries). Binnen de RVM zijn jonge mannen en vrouwen samen met de Redemptoristen betrokken bij sociale projecten in vele steden en landen (New York, Dublin, Peru, Paraguay). Ik vertrok samen met twee andere vrijwilligers naar Soemba. Mijn werkplek is in Waingapu, de hoofdstad van het eiland. Dit is een stad in het noordoosten van het eiland met ongeveer 11.000 inwoners. Hier woon ik in het jongensinternaat “Asrama Perwarta Injil Redemptorist Padadita” (API-R) en daar werk ik 5 dagen per week in de school. Pater Dandi is de directeur van het jongensinternaat en mijn verantwoordelijke begeleider. Binnen de school ondersteun ik de leraren en ik geef Engelse les in de 7e en 9e klas. Momenteel wonen er 111 jongens tussen de 12 en 18 jaar uit heel Soemba samen in het internaat met twee paters, een frater, een broeder en enkele personeelsleden. Alle kinderen van het internaat gaan naar de SMP Anda Luri (een middelbare school, onderbouw, met de klassen 7-9) en de SMA Anda Luri (een middelbare school, bovenbouw, met de klassen 10-12), die ook door de Redemptoristen worden geleid, naast de jongens- en meisjeskostscholen. Meisjes en jongens uit heel Waingapu krijgen hier onderwijs. Kinderen zijn meestal 12 tot 15 jaar oud bij de SMP en 16 tot 18 jaar bij de SMA. Momenteel gaan er ongeveer 400 kinderen naar de SMP en ongeveer 580 naar de SMA.

Op de kostschool begint de dag heel vroeg. Ik maak de kinderen om 4:30 uur wakker, waarna ze zich wassen en alvast een beetje gaan studeren. Om 5:30 uur wonen ze allemaal de kerkdienst bij in de eigen kapel van de Asrama, gevolgd door het ontbijt. Om 6:30 uur verlaten alle Asramakinderen samen met mij de Asrama en gaan naar school, die om 7:00 uur begint met het ochtendappèl. De lesuren op school duren 40 minuten en de pauzes duren elk 20 minuten. De meeste lessen worden gegeven als een dubbel lesuur. De vakken zijn Engels, Indonesisch, wiskunde, IPA (wetenschap met aardrijkskunde), tradities, lichamelijke opvoeding en muziek. De school duurt voor SMP-leerlingen tot 13:25 uur.  Om 14:00 uur is het middageten in de Asrama. Aangezien de SMA-studenten later thuis komen, eten ze ook later. Daarna is er een korte pauze vanwege de grote middaghitte (eigenlijk is het hier altijd warm). Om 15.30 uur is het tijd om te werken op het internaat. Dan gaat iedereen aan de slag met de hem of haar toebedeelde werkzaamheden. Dit varieert van het vegen van de Asrama, het onderhouden van de tuin en het wassen van rijst tot het schoonmaken van de varkensstal en het voederen van de dieren. Ik doe ook elke dag mee aan dit werk. Als we klaar zijn, is het tijd om te sporten. Dat betekent dat we voetballen en af en toe volleyballen.

Na het sporten wassen we ons en studeren dan tot de langverwachte bel om 18:30 uur luidt voor het avondeten. s ‘Avonds eten het personeel, de paters en co. en ik ook samen met de kinderen. Na de maaltijd blijft iedereen zitten, want dan doen de kinderen mededelingen voor de volgende dag, verloren voorwerpen worden omgeroepen, er wordt gekeken wie niet gewerkt heeft en de kinderen krijgen de gelegenheid om in de grote kring persoonlijke zorgen toe te lichten of suggesties voor het internaat te doen. Daarna krijgen wij, dat wil zeggen de paters, de frater, de diaken en ik, de kans om mededelingen te doen voor de komende dagen of punten van zorg naar voren te brengen die in de loop van de dag onder onze aandacht zijn gekomen. Na het eten is er vrije tijd, waarin we spelletjes doen, lezen en de kinderen naar huis mogen bellen. Van 20:00 uur tot 21:15 uur is het weer studietijd, dan loop ik rond en help met huiswerk, vooral met Engels. Op zijn laatst om 22:30 uur moet iedereen in bed liggen. Door deel te nemen aan het dagelijkse leven van de mensen hier, krijg ik een diep inzicht in de cultuur en de tradities, alsook in de levenshouding van de bevolking. Tijdens de gesprekken is er ook veel belangstelling voor mijn afkomst en kom ik veel clichés tegen. Ik ervaar de mensen in Waingapu als zeer gastvrij en open. Ik word op straat aangesproken en als de mensen merken dat ik Indonesisch spreek, ontstaan er vaak langere gesprekken; anderen die alleen maar voorbijlopen, mengen zich in het gesprek. Meestal word ik vooral benaderd vanwege mijn huidskleur. De “blanken” zijn lang, intelligent, rijk en “hebat” (geweldig).  De Asrama en de Redemptoristenschool zijn op heel Soemba bekend en genieten aanzien, zodat mijn werkzaamheden daar tot een bijzonder aanzien leiden. Zo heb ik in de maatschappij een positie ingenomen die mij persoonlijk dwarszit, omdat ik die naar mijn mening niet heb “verdiend”. Tegelijkertijd ontstaat hieruit een grote verantwoordelijkheid om de “westerse” wereld te vertegenwoordigen, maar niet om alles uit de westerse wereld recht te praten. Daarbij zie ik het bijna als mijn persoonlijke verantwoordelijkheid om, vooral aan de kinderen hier, duidelijk te maken dat mensen met een lichtere huidskleur geen speciale gaven hebben. Velen denken dat zijzelf niet kunnen doen wat “de blanke” kan doen. Gedurende deze tijd op Soemba heb ik niet alleen kunnen helpen, ik heb ook zelf veel geleerd. Naast de taal heb ik veel geleerd over de manier van leven van de mensen hier. De vriendelijkheid, gastvrijheid en openheid zijn niet te vergelijken met Duitsland. De jongeren leven en leren (vanuit ons standpunt) onder zeer eenvoudige omstandigheden, maar zij doen dit met grote trots. Ze zijn er trots op dat ze het uniform mogen dragen en naar school mogen gaan. Maar zelfs in dit meer afgelegen deel van de wereld ben ik niet ongevoelig voor actuele gebeurtenissen. Vanwege het Coronavirus zijn alle scholen gesloten en de Asrama is leeggelopen. Op dezelfde manier wordt het openbare leven hier steeds meer beperkt, maar eigenlijk moet ik niet zeggen ‘hier’, maar ‘dáár’! Want kort na onze rustperiode kregen we het bericht dat de regering alle vrijwilligers die in het buitenland zijn, verzoekt om terug te keren. En 10 dagen later, op 29 maart, vlak voor 7 uur ‘s morgens landde ik in Duitsland. Mijn verslag hierboven, dat ik eind februari schreef, moet dus een verslag in de verleden tijd worden. Ik ben nu 3 weken thuis en heb de tijd gehad om terug te kijken op mijn verblijf op Soemba. Ik mis nu al sommige dingen die ik op Soemba had. Ik mis de openhartige en eigenlijk altijd vriendelijke mensen, die zelf met een glimlach door de wereld gingen en vriendelijk waren, ook als niet alles van een leien dakje ging. Maar ook de spontaniteit van de mensen vond ik altijd super. Tijdens vrije momenten ging ik bijvoorbeeld met de leraren mee naar hun huis en daar aten we van de fruitbomen. Op een ander moment besloot ik spontaan met de paters en de frater om een uitstapje te maken naar het strand of zelfs naar de andere kant van het eiland. Ik vind ook de sereniteit die veel van de Soembanezen uitstralen zeer aangenaam. Velen leven met het devies: “Stress brengt niets dan ontevredenheid”. Maar als het op eten aankomt, ben ik nog steeds in dubio. Aan de ene kant vind ik het eten daar erg lekker. Maar aan de andere kant geniet ik van de verscheidenheid aan voedsel uit de hele wereld hier in Duitsland. Maar soms heb ik het gevoel dat ik niet vol zit zonder rijst en de rijst hier smaakt anders! Wat ik momenteel ook mis, is het warme klimaat op Soemba. Hoewel we nu mooi weer hebben met zomerse temperaturen, vriezen mijn tenen nog steeds af bij alles onder de 25°C. Voor Indonesië was alles boven 25°C te warm voor me. Maar het meest mis ik natuurlijk de kinderen van de Asrama, pater Dandi, pater Charles, frater Harry, broeder Yona en al het personeel van de Asrama. Gelukkig maar dat videogesprekken in beide richtingen goed werken.

Nu heb ik twee plaatsen waar ik me thuis voel, één in Duitsland en één op “Soemba”.

Hartelijke groet, Bjarne Burwinkel

Scroll naar boven